Anorexia Nervosa treedt vooral op bij jongeren tussen de tien en twintig jaar, al zijn er ook kinderen vanaf acht met anorexia. Anorexia komt niet uitsluitend bij meisjes voor. Zeven procent van de patiënten is jongen. Anorexia is een levensbedreigende eetstoornis. Per jaar komen er in Nederland 1500 patiënten met anorexia bij. Het kan één tot tien jaar duren voor een patiënt de stoornis kwijt is. Volgens de medische vakliteratuur sterft één op de zeven tot één op de twintig patiënten eraan. Boulimia Nervosa is ook een gevaarlijke eetstoornis. Die wordt gekenmerkt door onbeheerste eetbuien, gevolgd door zelfopgewekt braken, vasten, laxeermiddelen slikken en/of extreme lichaamsbeweging. Boulimia start meestal laat in de adolescentie (zestien, zeventien jaar) of pas in de volwassenheid. In de zogeheten Adolescentenkliniek van Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis worden zes van de veertien bedden ingenomen door jongeren vanaf twaalf jaar met een ernstige eetstoornis. Hun gemiddelde opname duurt drie tot vijf maanden. Een jongere wordt opgenomen als het thuisfront het niet volhoudt of als de eetstoornis thuis niet onder controle komt.
Anneke Aaldijk
Voor alle duidelijkheid: eetstoornissen komen echt niet alleen bij pubermeisjes voor. Er zijn genoeg baby’s en peuters die niet willen of kunnen eten en ook veel bejaarden zijn ondervoed doordat ze onvoldoende voedingsstoffen binnenkrijgen.
Waardoor jongelui, zowel meisjes als jongens, een eetstoornis als anorexia krijgen, weten we niet precies. Het vinden van een oorzaak blijkt erg ingewikkeld. Veel mensen denken dat iemand met anorexia onwillig of dwars is, of een spelletje speelt. Misschien lijkt dat soms ook zo te zijn, maar het is niet waar. Anorexia is géén wilsbeschikking van het meisje of de jongen. In onze optiek is het gewoon pech.”
“Een deskundige heeft ooit gezegd: anorexia is een geladen pistool en een aantal omstandigheden kan de trekker overhalen. Een van die omstandigheden zou bijvoorbeeld de westerse cultuur kunnen zijn. Er is een overdaad aan eten en er heerst een slankheidsideaal. Andere omstandigheden kunnen het ‘meisjezijn’ en alles wat daar mee samenhangt zijn of bijvoorbeeld het starten met een dieet. Zo had een van onze patiënten, een Rotterdams meisje, een Marokkaans vriendinnetje dat vastte tijdens de Ramadan. Het Rotterdamse meisje wilde een paar kilo’s kwijt en besloot mee te vasten. Toen de Ramadan voorbij was, stopte haar vriendinnetje met vasten, maar het meisje zelf kon niet meer stoppen. Bij haar was het vasten een stukje van de trekker.
Maar: je krijgt het echt níet alleen omdat je gaat diëten. Als alle meisjes die nu besluiten dat ze drie of vier kilo kwijt willen raken om in hun bikini te passen, anorexia krijgen, kunnen wij ons wel bergen.” “Er zijn veel verklaringen en theorieën, maar een sluitende verklaring is er eigenlijk niet. Op dit ogenblik wordt gekeken vanuit het kwetsbaarheidmodel. Meisjes zijn blijkbaar gevoeliger, maar die kwetsbaarheid verklaart niet alles. Want niet alle kinderen tegen wie gezegd wordt: ‘Je krijgt een dikke gat’ of ‘Wat heb je dikke bovenbenen’ krijgen daardoor anorexia. Wel lijkt de kwetsbaarheid meer naar boven te komen in een cultuur waar je kunt kiezen, waar een overdaad aan voedsel is en waar slank zijn het ideaal is.”
“Ook lijkt het er op dat jongeren tien procent meer kans hebben om anorexia te krijgen als hun moeder het heeft gehad of als het in de familie voorkomt. Ook prematuren (te vroeg geboren baby’s) en dysmaturen (kinderen die bij de geboorte te klein zijn en nog onvoldoende gerijpt zijn) lijken meer kans te hebben om in de pubertijd anorexia te krijgen.” “In mijn opleidingstijd werd verondersteld dat de oorzaak van anorexia een gezinsconflict was. Er is vaak naar de ouders gewezen. Soms voelen ouders dat nog steeds zo, vooral omdat ze vaak opmerkingen krijgen als: ‘Dat jullie dat toestaan’, en ‘Knijp haar neus dicht, dan eet ze wel’. Voor ouders en kinderen is het prettig te weten dat anorexia geen onwil of dwarsheid is van het kind. Ze hebben nu een verhaal. Helemaal als ze weten dat iemand in de familie het óók heeft gehad.” ■
Prof. Fop Verheij (58),
hoogleraar Kinder- en
Jeugdpsychiatrie,
Plaats een reactie